Akte IV

Het verhaal van akte IV

Die avond, in de donkere tuin.
Barbarina zoekt koortsachtig naar een verloren speld die ze van Almaviva naar Susanna moest brengen (cavatina L’ho perduto, me meschina). Barbarina vertelt dit aan Figaro, die daardoor natuurlijk weer erg slechte gedachten krijgt over Susanna. En nadat Marcellina in haar aria Il capro, e la capretta en daarna nog Basilio in zijn aria In quegli anni, in cui val poco, commentaar op de situatie geven, uit hij zijn gekwetste gevoelens in een gepassioneerd recitief: Tutto è disposto. Ook toont hij zijn ontgoocheling, in de aria Aprite un po’ quegli occhi, waarin hij uitweidt over de wispelturigheid en de ontrouw van vrouwen. Daarna verbergt hij zich om zijn pasgetrouwde vrouw te betrappen met haar baas.

Susanna en Rosina komen op, elk vermomd in de kleren van de ander. Susanna vraagt op luide toon aan Marcellina en Rosina of zij haar alleen willen laten om haar “minnaar” te ontmoeten, waarop zij zich verbergen. Dan zingt Susanna ogenschijnlijk voor Almaviva, (wetende dat ook dat de argwanende Figaro op de achtergrond meeluistert), in vervoering, maar zeer dubbelzinnig, over haar naderend geluk in de aria Deh vieni non tardar.

De onvermijdelijk gecompliceerde finale wordt nu nog ingewikkelder door de tussenkomst van Cherubino die haar toevallig tegenkomt en het hof begint te maken (Pian pianin, le andrò più presso). Hieraan komt abrupt een einde als Almaviva verschijnt. Hij neemt de verklede Susanna mee naar een prieel, maar wanneer hij Figaro luidruchtig langs hoort komen, laat hij haar alleen. Als de radeloze Figaro “Rosina” ziet, vertelt hij haar dat Almaviva bij Susanna is en vraagt haar om hulp bij zijn wraakoefening. Wanneer zij antwoordt, vergeet zij een moment haar stem te verdraaien en dan doorziet Figaro de werkelijke situatie. Hij begint op een overdreven manier te bluffen en haar op een ergerlijk manier het hof te maken. Hij doet alsof hij gelooft dat zij inderdaad Rosina is. Uiteindelijk geeft de woedende Susanna hem een paar draaien om zijn oren. Daarop legt Figaro uit dat hij in werkelijkheid al lang wist wie zij was, en uiteindelijk verzoenen de twee zich met elkaar (duet: Pace, pace mio dolce tesoro).

Daarna voeren zij een schertsvertoning op om Almaviva te doen geloven dat de beide minnaars Figaro en Rosina zijn. Almaviva barst in woede uit als hij ontdekt dat Figaro en zijn vrouw een openlijke hartstocht voor elkaar tonen (dat denkt hij tenminste). Hij vraagt om licht en roept de rest van het gezelschap bij elkaar om getuige te zijn van de ontrouw van zijn vrouw. Vergeefs smeken Figaro en “Rosina” om genade. Ook alle anderen smeken hem haar vergiffenis te schenken (Perdono, perdono), maar hij is onvermurwbaar. Totdat de echte Rosina (inmiddels verkleed en weer in haar eigen kleren) haar stem laat horen.

Op dat moment beseft hij dat hij verslagen is en valt op zijn knieën om haar om vergeving te smeken, in een prachtige passage, Contessa, perdono. Dat kan zij niet weigeren. De andere paren zijn nu ook verschenen, Barbarina, Cherubino, Marcellina en Bartolo. De opera eindigt met een algehele verzoening en vermoedelijk met een drievoudige bruiloft. Iedereen is nu in feeststemming. Ah! Tutti contenti. Zo eindigt Figaro’s bruiloft met een belofte van geluk aan het einde van een mooie dolle dag.

De ‘nummers’ die we zingen
23. L’ho perduta… me meschina – Barbarina.
Barbarina kan de speld niet vinden die ze aan Susanna moest geven! Angstig vraagt ze zich af hoe haar nichtje en de baas zullen reageren.

24. Il capro e la capretta – Marcellina
Marcellina constateert dat in het dierenrijk mannen en vrouwen vreedzaam met elkaar kunnen leven, maar dat het in de mensenwereld toch maar triest gesteld is. Ze verzucht dat vrouwen, die zoveel van (hun) mannen houden, keer op keer te dealen hebben met de wreedheid van kerels die hen verraden.

25. In quegl’anni in cui val poco – Basilio
Ooit had Basilio grote idealen, maar toen ontdekte hij hoe heerlijk het is als je je nergens iets van aantrekt. Schande, gevaar en de dood krijgen geen grip op je als je de huid van een ezel hebt om je te beschermen.

26. Aprite un po’ quegl’occhi – Figaro
Figaro denkt dat Susanna hem bedriegt met de baas. Bitter zingt hij: “Open je ogen mannen! Zie vrouwen voor wat ze zijn. Heksen! Verleidelijke heksen. Ze lijken zo lief, maar ze liegen en bedriegen. Vergis je niet: het zijn sirenes! Onze ondergang.”

27. Deh vieni non tardar – Susanna
Susanna zingt haar geliefde toe: “Laat me niet wachten, mijn liefste, op deze mooie avond. Kom uit de bosjes! Ik wil je liefhebben.”

28. Pian pianin le andrò più presso – Susanna, Rosina, Barbarina, Cherubino, Marcellina, Basilio, Almaviva, Antonio, Figaro, Bartolo
Zachtjes, zachtjes sluipt Cherubino op “Susanna” af, die in werkelijkheid natuurlijk Rosina is, en probeert haar te zoenen. Almaviva jaagt hem weg, eist “Susanna” voor zichzelf op en betaalt haar met een ring.

Figaro doorziet Susanna’s vermomming als Rosina en speelt een spelletje met haar. Als het tussen hen weer goed is, gaan ze een spelletje spelen met Almaviva. Figaro doet alsof hij zijn vrouw verleidt (de als Rosina verklede Susanna).

Almaviva ‘ontmaskert’ de ploert maar wordt dan zelf ontmaskerd, als Rosina hem de ring toont die zij verkleed als Susanna van haar man kreeg. Almaviva toont berouw en smeekt zijn vrouw om vergiffenis. Eind goed, al goed.

© Opera Così | così non fan tutte